De Oslo steek met F1.
Met verbinding steken maak je van een rij steken een lapje stof. De voorbeelden van de verschillende verbinding steken zijn gemaakt met de oslo steek.


De F1 verbinding steek betekent : Front 1, één steek aan de voorkant van je naaldbind werk gebruiken zie foto 2. Deze F1 steek geeft een ‘losse’ structuur aan je naaldbindwerk.


De Oslo steek met F2 .
De F2 verbinding steek betekent : Front 2, twee steken aan de voorkant van je naalbind werk gebruiken zie foto 4. Twee steken op de naald nemen, eerst de nieuwe en dan ook de oude steek opnemen. Deze F2 steek geeft een dichte structuur aan je naaldbindwerk en de stof is ook iets dikker.
De Oslo steek met M1



De Oslo steek met (M1) betekent: in het midden van de steek één klein lusje opnemen en dan door de achterste duimlus de steek maken, zoals je gewend bent. (dan onder je duimlus en onder je werkdraad door). De steken liggen dakpansgewijs over elkaar, hierdoor krijg je een hele dichte structuur. De wollen stof die ontstaat is 2 keer zo dik en aan de binnenkant zijn ribbels ontstaan. De stof voelt niet stug aan ondanks de dikte.
De Oslo steek met F1 en M1.
Verbinding steek F1 en M1.


Je neemt het kleine lusje in het midden van de steek en je eerste steek (F1) links boven op en maakt de steek. Je krijgt een stevige en dichte structuur en aan de achterzijde ontstaan er geen ribbels. De stof is dunner dan bij de M1 verbinding steek.
De verschillende verbinding steken bepalen de flexibiliteit, de sterkte, dichtheid, en de structuur van de stof. Er zijn dus nog heeeel veel mogelijkheden om te experimenteren, veel succes 🙂